Cascio Gandolfo, Il ragazzo bello (Serena Libri, Amsterdam, 2010)
Op het eerste gezicht zijn we allen levend. Op het eerste gezicht herkennen we de patrilineaire afstamming van Gandolfo Cascio’s beknopte liefdesbundel: Lorca en Saba. De eerste schemert door in de vurigheid van het verlangen, de tweede in de ironische lichtheid van datzelfde verlangen. Maar de heldere tweestrijd van de liefde en de speelse afwisseling van het rijm worden binnengedrongen door het twistzieke zwaard van een duel (sciarra in het Italiaanse origineel, een dialectaal woord dat zich jaren geleden een plek in de literatuur verwierf door een bundel van Iolanda Insana over de dood). Wat is toch die schaduw over het beminnen? Staat ze voor niets anders dan de onstuimige hevigheid van het strijdgedicht? En is het benadrukte lijden en sterven aan de liefde dat de auteur zich toedicht louter een metafoor voor een amoureus paroxisme of gaat het hier om een manifest verlangen? Misschien ontwaart de dichter in de schoonheid de dreiging en de melancholie van de tijd, ziet hij al ragfijn het spookbeeld voor zich en is het dus alsof de dichter – niet de mens, God bewaar ons! – er in de leegte tussen de regels om vraagt te sterven voordat deze tijdelijke perfectie verdwijnt, alsof hij hierom vraagt oog in oog met de huid die de engelachtige schijn verspreidt, en hij er uiteindelijk zelfs om vraagt dat dit gebeurt juíst door toedoen van haar stralende verblinding. Als om te zeggen dat na slechts twee pagina’s onverschrokken hic et nunc het blanke zwaard van de bezinning het hart van de dichter doorboort: zo veel schoonheid is altijd pijnlijk voor wie niet vergeet.
Lascia un Commento
Vuoi partecipare alla discussione?Sentitevi liberi di contribuire!